Bloemen op of rond de bloemenweide of akker

 

Een bloeiende bloemenweide is een prachtig element in het park. Het trekt verschillende soorten dieren aan en het park fleurt er volledig mee op. Bovendien heeft een bloemenmengsel een bijkomend voordeel dat het een onkruid werende werking kan hebben en het verbeterd de (veelal magere) bodem dankzij de doorworteling en humusinbreng. Bloeiperiodes zijn verschillend, aangezien er altijd wel iets in bloei staat vanaf de opkomst tot de eerste vorst in het najaar.

Maar ook akkers bruisen van het leven, en dat leven maakt deel uit van een voedselweb. Landbouwplagen en akkervogels vallen op, maar de honderden soorten zweefvliegen, loopkevers, gaas- vliegen, spinnen en sluipwespen blijven vaak onopgemerkt. Zij kruipen en vliegen in grote getale rond en eten potentiële landbouwplagen, maar zijn ook belangrijke voedselbron van talloze akkervogels zoals patrijs en veldleeuwerik. Akkervogels zijn in de winter weliswaar zaadeters, maar in het broedseizoen insecteneters.

In deze uitgave laten we de minder opvallende maar uiterst nuttige beestjes zien die u op en rond akkers tegen kunt komen, iedereen kan deze groepen herkennen en actief inzetten voor natuurlijke plaagbeheersing. Om nuttige akkernatuurte stimuleren kunt u bloemstroken en overwinteringsplekken aanleggen, maar ook minder of anders bespuiten ondersteunt de nuttige natuur. Dat komt de natuur op en rond de akkers ten goede - en daar geniet iedereen van.

Bloemstroken-weide stimuleren natuurlijke vijanden

Natuurlijke vijanden van landbouwplagen zijn nuttig. Zweefvliegen, gaasvliegen en sluipwespen zijn zulke nuttige insecten, maar eten als volwassen insect nectar en stuifmeel. Die leveren de energie om rond te vliegen en een partner te zoeken. Hun larven hebben vervolgens een hele andere honger: van veel soorten eten de larven bladluizen en andere dierlijke prooitjes en eitjes.

Aangelegde bloemstroken of bloeiende akkerranden leveren veel nectar en stuifmeel. Dergelijke randen trekken ook andere nuttige insecten aan zoals lieveheersbeestjes, soldaatjes en roofwantsen. Deze insecten gaan vervolgens in nabijgelegen akkergewassen op jacht naar bijvoorbeeld bladluizen, insecteneitjes en tripsen.